Als de EU een digitale euro wil invoeren, zal ze het financiële systeem op de schop moeten nemen. Dat zeggen Teunis Brosens, hoofd digitale zaken en regulering bij ING, en Martijn van der Linden, lector new finance aan de Haagse Hogeschool. “Nadenken over een digitale euro is erg technisch (…), maar het roept veel vragen op”, zei Brosens.
Het idee achter de introductie van een openbare digitale euro is dat het geld terug in de handen van de samenleving komt in plaats van in particuliere entiteiten zoals banken. “Het financiële systeem is globaler geworden en het lang bestaande idee was dat het monetaire systeem aan de markt werd overgelaten. Ook digitaliseren we verder.
Banken hebben de afgelopen decennia hun processen gedigitaliseerd, net als onze bankrekeningen”, zegt zei een recente Van der Linden, die promoveerde aan de TU Delft. “Publiek geld, munten en bankbiljetten zijn echter nooit aangepast aan het digitale tijdperk.” De Europese Centrale Bank werkt aan een digitale euro. “Steeds meer centrale bankiers en politici zeggen nu dat het monetaire systeem het algemeen belang dient en dat daar een publieke vorm van geld aan moet worden toegevoegd”, meldt de docent.
Er komt dus zeker een digitale euro. De vraag is echter hoe deze nieuwe munt vorm zal krijgen, aldus Brosens. “We kijken hoe we dit kunnen integreren in het huidige financiële systeem zonder als een olifant door een porseleinkast te gaan.” Maar Brosens is sceptisch over deze vorm van implementatie. ‘Wat levert het je eigenlijk op, wat is het voordeel voor de eindgebruiker? Je kunt ook ongewenste neveneffecten hebben, zoals grote technologiebedrijven in de kaart spelen door hen digitale valuta aan te bieden.
Brosens zelf vindt dat een digitale euro wel het voordeel heeft dat het financiële zekerheid biedt. “Als er in de verre toekomst geen contant geld meer is, moet er een mogelijkheid zijn om het van je bankrekening af te halen. Daarvoor moet digitaal publiek geld beschikbaar komen.” ‘ECB wil digitale euro niet te succesvol maken’ “Dan kun je het ombouwen”, dacht Brosens. Er is echter een moeilijke evenwichtsoefening aan de gang.
De ECB zei dat ze wilden dat het succesvol zou zijn, maar niet te succesvol. Omdat dit ook slechte effecten op het systeem kan hebben. Daarom is Brosens van mening dat de integratie van digitale vormen van geld in verschillende financiële systemen moet worden overwogen. Dat hoeft volgens hem niet per se op korte termijn, maar pas op lange termijn. Volgens Van der Linden is dit nieuwe systeem nodig omdat het huidige systeem niet stabiel genoeg is. “In het huidige systeem zijn we sterk afhankelijk van bankgeld, een fragiele vorm van geld die alleen kan domineren als er een publiek vangnet is. Dit is precies wat een publieke digitale euro kan oplossen.
Dat kan Geld dat bestaat zonder een Maar dat ideaal lijkt onbereikbaar voor centrale bankiers die een digitale euro ‘eerder technocratisch en technisch dan operationeel’ maken, meent de docent. veel voorwaarden Zowel centrale bankiers als politici willen de voorwaarden voor een digitale euro bepalen. Regelgevers zouden bijvoorbeeld transacties boven een bepaald bedrag kunnen monitoren voor risicotestdoeleinden.
Verder zijn er veel vraagtekens in hoeverre zo’n digitale euro vanuit privacy-oogpunt geïmplementeerd kan worden. Volgens Van der Linden zouden daarom publiek geld en een privaat financieel systeem naast elkaar moeten bestaan. Daarnaast moeten toezichthouders in de particuliere sector toezicht houden, met name op het gebied van consumentenbescherming en fraudepreventie.
De docent vindt dat de overheid nu te veel aandacht besteedt aan het beheer van private banken. ,,Hierdoor raken de publieke en private sector steeds meer vermengd en wordt de centrale bank verantwoordelijk voor de winstgevendheid van commerciële banken.” De kwestie komt volgende week in de Tweede Kamer aan de orde.